afschieten

afschieten
{{afschieten}}{{/term}}
I 〈overgankelijk werkwoord〉
[afvuren] tirer
[door schieten wegnemen] arracher
[doodschieten] abattre
[afscheiden d.m.v. een beschot] aménager (en posant une cloison)
voorbeelden:
1   een kogel afschieten tirer une balle
3   (iemands) duiven afschieten abattre les pigeons de qn.
4   een kamertje met planken afschieten mettre une cloison de planches pour aménager une petite pièce
II 〈onovergankelijk werkwoord〉
[zich snel verplaatsen] se précipiter (vers)
[losschieten] se détacher (de)
voorbeelden:
1   de hond schoot van het erf af le chien s'enfuit du terrain en courant

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Нужно решить контрольную?

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”